Kenmerken
Hoe herkent men art-nouveaugebouwen
Er is niet één typisch kenmerk voor de gebouwen in deze art-nouveaustijl, ze hebben vaak
elk andere soorten decoraties, versieringen. Het is duidelijk een stijl waarbij architecten
veel vrijheid hebben, zo zal men zien dat ze elk hun eigen draai geven aan hun
ontwerpen. Net door deze kunstvrijheid is er zoveel variatie en zo'n grote verscheidenheid
aan stijlen in de ontwerpen en de realisatie van de gebouwen. Daarbij komt ook nog dat
deze kunststijl niet echt gebonden is aan regels, hetgeen een snelle herkenning van een
bepaalde stijl soms gaat bemoeilijken. Daarenboven zal menig architect zijn eigenheid
hebben die hij steeds zal behouden bij de realisatie van al zijn werken. Voor een kenner
van deze stijl zal net dit maken dat hij of zij een gebouw sneller aan een welbepaalde
ontwerper kan toekennen. Het onderscheid tussen de verschillende ontwerpers hangt
vaak af van enkele typische kenmerken die al dan niet aanwezig zijn. Hieronder worden
een paar voorbeelden van kenmerken die teruggevonden worden beschreven.
Sgraffito
Het woord is afkomstig van het Italiaans 'graffiare' hetgeen wil zeggen bekrast. Dit is een decoratietechniek die al heel lang bestaat en die sommige architecten gaan gebruiken om hun gevels mee te decoreren. Zoals de beschrijving al zegt maken kunstenaars hier gebruik van een krastechniek.
Er zijn twee sgraffito methodes die toegepast kunnen worden.
Voor beide methodes brengen de kunstenaars altijd eerst een laag cement aan op een muur.
Bij de eerste methode smeert men op het cement een witte of lichtgele stuclaag. Wanneer deze nog vochtig is gaat de schilder met een stuk ijzer een lijntekening maken door tot aan de onderste laag cement te krassen. Daarna maakt die gebruik van de frescotechniek, oftewel het schilderen op de natte kalk, om zo deze kraslijnen in te kleuren. Bij de seccobeschilderingsmethode kleurt de schilder de lijnen in nadat het cement gedroogd is. Deze methode heeft wel één nadeel want de verf trekt moeilijker in de kalk waardoor er meer kans bestaat dat de kleur sneller gaat vervagen (zie figuur 'Les hiboux').
Bij de tweede methode gaat de schilder het gekleurde pleisterwerk bovenop de cementlaag aanbrengen (maximaal drie tot vier lagen). Voor de gewenste kleur moet de persoon harder of zachter krassen. Deze methode zal meer gebruikt worden bij grotere sgraffiti, omdat de lijnen hier breder moeten worden gegraveerd. Het grootste nadeel bij deze techniek is dat er bijzonder snel gewerkt moet worden omdat de lagen nog nat moeten zijn (zie figuur het 'Cauchiehuis').
Sgraffiti maakt een groot deel uit van het visuele art nouveau aspect van de gebouwen, je kan deze werken zowel terugvinden op panelen, op raam- en deurlateien als ook op borstweringen en op grote friezen. Sommige sgraffiti geven informatie over het gebouw of de eigenaar, maar het kan ook enkel als iets decoratief gezien worden. Steeds weer gebruiken architecten voornamelijk elementen uit de natuur naast ook afbeeldingen van vrouwen, symbolische- en historische figuren.
Ernest Blérot
Les hiboux - Edward Pelseneer
Cauchiehuis - Paul Cauchie
Een gevelsokkel - Gustave Strauven
Natuursteen
Natuursteen is een vaak gebruikt materiaal in de artnouveaugebouwen. Dit komt doordat het redelijk makkelijk
bewerkbaar is, beeldhouwers kunnen de steen dan ook
verschillende vormen en lijnen geven (zie gevelsokkel). Twee
architecten die hier gretig gebruik van gaan maken zijn
Victor Horta en Gustave Strauven.
Polychromie
Polychromie, een term met de Griekse woorden: poli (veel) en
chromos (kleur), is het gebruiken van veel kleuren in de
beschilderingen van de gevel. Met als doel deze zo opvallend
mogelijk te maken. Dit element van de art-nouveaustijl is uiterst
belangrijk en elke architect maakt hierop zijn eigen manier gretig
gebruik van (zie figuur 4). Zo kunnen de door hem gecreëerde
huizen hem alweer sneller en makkelijker toegewezen worden
door kenners van deze stijl. Sommige art nouveau artiesten
gebruiken hiervoor sgraffiti en anderen verkiezen dan weer
gekleurde balustrades en vensterkozijnen. Elke architect kiest
voor zijn eigen kenmerken en blijft deze dan ook gedurende zijn
hele art-nouveaucarrière behouden
Keramiek
Sommige architecten maken gebruik van keramiek om de gevels te versieren. Deze
keramieken worden oftewel speciaal ontworpen voor het huis oftewel zoeken ze tussen de
bestaande modellen naar een ontwerp dat ze wensen te gebruiken. Deze kunstvorm
gebruiken ze vooral ter verfraaiing van het straatbeeld. De taferelen die erop worden
afgebeeld zijn een mengeling van figuratieve en abstracte voorstellingen. Villa 'MarieMirande' is een creatie van de architect Victor Tinant waarbij de gevel helemaal bedekt is
met keramiek (zie figuur Villa Marie-Mirande).
De golf - Paul Saintenoy
Glas-in-loodraam
Het glas-in-loodraam is een raam dat uit verschillende stukken
glas bestaat, samen gehouden door een loodlijst. In de art
nouveau zal dit meestal een organische scène of vrouwenfiguren illustreren. De architect
zal diverse kleuren gebruiken om aan polychromie te voldoen. Dit kenmerk komt het
vaakst voor in de binnenhuisarchitectuur, maar kan ook soms in de ramen en deuren van
de voorgevel voorkomen.
Metaal
Veel van de art-nouveaugebouwen hebben zichtbare metalen
structuren. Ze worden geplooid en gesmeed in een bepaalde
gekrulde of artistieke vorm, steeds weer iets uit de natuur
nabootsend. De meeste structuren vormen een soort beeld van
krullende stengels of worden op hun beurt ook weer omhuld
door andere geometrische lijnen en patronen (zie ).
Deze structuren zijn heel vaak terug te vinden in het werk van
Victor Horta of Gustave Strauven.
Saint-Cyr huis - Gustave Strauven